Posts

Posts uit november, 2009 tonen

Een gesprek van hart tot hart

Op de weblog ‘ Wij kiezen voor vriendschap ’ van Jos Douma las ik hoe hij in het kader van Wij kiezen voor eenheid deel nam aan een retraite. Op de blog schrijft Jos: “ Voor mijzelf was vooral een nieuw moment de ontdekking hoe wezenlijk vriendschap is voor processen waarin kerken en kerkmensen elkaar zoeken. (…) Deze retraite was eigenlijk een lang biddend gesprek van hart tot hart, waarin we elkaar op een dieper, spiritueel niveau leerden kennen. (…) Wel hebben we gezegd en ook geproefd hoe belangrijk onderlinge vriendschap is, een spirituele vriendschap die een afspiegeling is van de liefdevolle vriendschap in de drie-enige God. ” Een gesprek van hart tot hart. Wat is dat mooi als je een gesprek hebt van hart tot hart. Toen ik dit las, vroeg ik mij af: Waarom lukt een gesprek van hart tot hart met de ene geestelijke broer wel en met de ander niet? Nu laat die vraag zich in het korte bestek van een blog niet uitputtend beantwoorden. Er zijn boeken over volgeschreven. [1] Ik denk we

Christus lijden en mijn lijden

De lezing van Matteüs 26 : 36 – 46 deed mij ook denken aan de lezing ‘ Verder met het Evangelie van Jezus Christus ’ van Wolter Rose. In die lezing zegt hij o.a. dat wij samen met Christus kinderen van God zijn. Hij is de natuurlijke Zoon van God, wij aangenomen (geadopteerde) zonen en dochters. En samen met Christus zijn wij erfgenamen. Rose schrijft dan (n.a.v. Romeinen 8) dat wij zullen delen in de glorie én in het lijden van Christus. “Die glorie — dat zien we wel zitten. Maar dat lijden — moet dat nu echt?” “Jezus maakt er geen geheim van. Wat voor de Messias, de Christus, geldt, geldt ook voor een christen: het lijden hoort er bij. Net als Jezus mogen wij — zegt Paulus — ook Abba, Vader, tegen God zeggen. Wij horen bij de familie. Samen met Christus. Het lijden hoort onlosmakelijk bij Christus zijn, en zo hoort het lijden nu ook onlosmakelijk bij christen zijn. Het lijden blijft lijden, maar het krijgt een nieuwe dimensie. Het blijft een worsteling. Ook al kun je de vraag, “Waar

Jezus en ik

Iets wat mij uit ‘ In alle redelijkheid ’ van Tim Keller regelmatig te binnen schiet is wat hij zegt in hoofdstuk 12. “ (…) ik veranderde pas toen ik besefte dat ikzelf in Jezus’ verhaal voorkwam (en hij in het mijne). (…) het evangelie is niet zomaar een ontroerend stuk fictie over iemand anders. Het is een waar verhaal over ons. Wij komen erin voor. ” Ik moest er aan denken bij het lezen van Matteüs 26 : 36 – 46 [1] . Daar bidt Jezus, vlak voor zijn gevangenneming, zijn Vader om de beker van hem weg te nemen. Hij was toen “dodelijk bedroefd” en stond “doodsangst” uit. Ook stond hij er alleen voor: zijn discipelen vielen bij herhaling in slaap ondanks de oproep van Jezus om te bidden. Wat triest en verdrietig! Wat een lijden! Toen dacht ik aan wat Keller schrijft over Jezus' lijden en kruisdood. Het is niet een verdrietig en ontroerend stuk fictie, maar Jezus doorstond die doodsangsten vanwege mij! Ik had doodsangsten moeten uitstaan en een kruisdood moeten sterven, maar Hij deed

De ene ‘overdoper’ is de andere niet (2)

Ik wil graag nog wat verder doordenken en schrijven over wat ik genoemd heb ‘ de ene overdoper is de andere niet ’. Misschien sprak ik in m’n eerste blog over dit onderwerp ook wel te veel in raadselen. Met de titel heb ik geprobeerd aan te geven, dat de ene overdoper niet gelijk behoeft te zijn aan de andere. Laten we eerst eens wat verschillende dopen op een rijtje zetten: 1. kinderdoop; 2. geloofsdoop (in plaats van kinderdoop); 3. eerst kinderdoop + later geloofsdoop (met diskwalificatie van kinderdoop); 4. eerst kinderdoop + later doop (waarde kinderdoop niet ter discussie). De situatie bij 3 is een andere dan bij 4. Bij situatie 3 zet iemand een streep door z’n kinderdoop en wil de betrokkene deze via een geloofsdoop als het ware overdoen. Bij situatie 4 blijft de betrokkene staan achter de kinderdoop en wil met de tweede doop een (hernieuwde) keuze maken voor de Heer. Ondanks dat beide situaties m.i. heel verschillend zijn worden deze broers en zussen veelal op één hoop ge

De ene ‘overdoper’ is de andere niet (1)

Ik ben de afgelopen periode intensief bezig geweest met ‘de doop’ en dan vooral de ‘overdoop’. Niet omdat ik dat een boeiend onderwerp vind (daarmee zeg ik dus niet, dat het geen belangrijk onderwerp is), maar omdat een broer in de gemeente zich liet overdopen. In verband daarmee las ik o.a. het boek ‘Over dopen’ van Adrian Verbree. Verbree zegt in genoemd boek allerlei wetenswaardige zaken. In hoofdstuk 21 gaat hij specifiek in op het onderwerp ‘De doop op herhaling?’. Hij schrijft daarin o.a. het volgende: “ Het is iets fijns wanneer mensen, wanneer dan ook in hun leven, (weer) een bewuste keus voor Christus willen maken. En de wens dat op een of andere manier symbolisch te laten uitkomen, is ook te respecteren. Er is niets mis met iemand die op dit punt een kind van zijn tijd is en waarde hecht aan symboliek. Het zou daarom fijn zijn wanneer deze kwestie niet verzandt in een ‘ mag wel, mag niet ’ rond een tweede doop. Is het niet mogelijk alternatieve symbolen te ontwikkelen? Dan

Vroeger was alles beter

De laatste tijd is er een aantal artikelen verschenen in de Reformatie over onrust in de GKv. Zo schreef Ad de Bruijne het artikel ‘Versimpeling en vertrouwen’. Daarin schrijft hij o.a. over het haast romantische, ideaalbeeld dat sommigen schetsen van het vrijgemaakte verleden. Als voorbeeld noemt hij dan artikelen zoals geschreven door Durk Jan Bolt . De man achter de website eeninwaarheid.nl. De Bruijne schrijft: “Wie Bolts artikelen leest, stuit daarin op een haast romantische tekening van zijn vrijgemaakte verleden. Hij heeft het over een tijd waarin ‘we lange jaren heerlijk hebben samengeleefd’. ‘Er was liefde tot de Here. Een tere omgang met Hem en een zorgvuldige eerbiediging van zijn Woord… Broeders en zusters met wie je je diep verbonden wist… Uit die liefde tot de Here en zijn kerk bloeide ook het verdere leven op… Zo ontstond het rijke gereformeerde leven in tientallen jaren na de Vrijmaking…’.” De Bruijne concludeert dan: “Als je het verleden zo idealiseert, kan het niet

Identiteit en gedrag

Ik wil graag nog even stilstaan bij het interview met Selma Noort: ‘ Met alle tanden bloot ’. In het interview wordt haar de vraag gesteld: “ Laat het geloof u los? ” Zij antwoord dan: “ Nou, de moraal niet. Wat goed en kwaad is, de naastenliefde, dat zit in mij verankerd. Het is zelfs een beetje moralistisch, (…). ” Wat triest dat iemand haar identiteit in Christus verloren heeft, maar er nog wel christelijk gedrag op nahoudt. Het is de wereld op z’n kop. Christelijk gedrag, de moraal, een besef van goed en kwaad, dat is wat er van haar geloof is overgebleven. Werd de God als vriend, als Vader (uit de gelijkenis van de verloren zoon) ingewisseld voor een God die gehoorzaamheid wilde (zoals bij de oudste zoon uit deze gelijkenis)? Werd het haar hardhandig bijgebracht, zoals het interview suggereert? Keller schrijft daarover in zijn boek ‘ De vrijgevige God ’. Hij zegt daarin o.a. dit: “Velen hebben de denkvorm van het moreel conformisme beproefd, raakten erdoor vermorzeld, en maakten t