Genade is een risico
Een
reden voor Charles Swindoll om het boek ‘Genade is een risico’ te schrijven
was: “Er gaat nauwelijks een dag voorbij of ik word herinnerd aan de noodzaak
van een boek dat pleit voor de volle maat van de genade, waardoor mensen de ruimte
krijgen vrij te zijn, volledig vrij in Christus.” Omdat niets zo aantrekkelijk is als genade,
als vrijheid.
Maar
wat is genade? ‘Van boven komende liefde is genade.’ Het tegenovergestelde van
genade is ‘rechtvaardiging door eigen werken’. Genade is Gods universele goede
nieuws van verlossing.’ Genade is absoluut en totaal gratis. Genade krijgen we
gratis, voor niets, zonder voorwaarden. Genade moet je wel aanpakken, zoals je
een cadeau aanpakt.
Maar
heb je genade nodig? Swindoll pleit er voor ‘dat we onze nood toegeven en
aanspraak maken op Gods genade. We moeten ons niet naar de hemel opwerken door
grote prestaties te leveren en hard te werken (…).’ In plaats daarvan stelt hij
voor dat we ons openlijk geestelijk failliet verklaren en Gods gratis genade
accepteren. De nadruk moet niet liggen op wat wij voor God doen, maar op wat
God voor ons doet. ‘
In
hoofdstuk 3 geeft Swindoll een toelichting op de titel van zijn boek: ‘genade
is een risico’. Met een verwijzing naar Martyn Lloyd-Jones schrijft Swindoll
dat genade die in al haar charme en schoonheid wordt verkondigd, riskant is:
‘zowel genademisbruikers als genaderovers komen ervoor uit hun donkere
schuilhoeken’. Genademisbruikers denken dat ze kunnen doen wat ze willen, want
ze zijn immers door genade gered; en doorgaan met zondigen is helemaal niet
erg, omdat daardoor de genade toeneemt. Genaderovers zijn diegene die er een
wettische manier van leven op nahouden. Ze zijn bang dat ze in verleiding komen
een onverantwoordelijk leven te gaan leiden. Daarom hanteren ze allerlei
regels. Genaderovers gaan op een bekrompen manier om met genade. Ze kunnen niet
in vrijheid van genade genieten. Vrijheid is zelfs beangstigend voor hen.
Swindoll
schrijft in hoofdstuk 4 over onverdiende, maar onvoorwaardelijke liefde. Genade
is niet een exclusief recht dat wij kunnen claimen bij God, maar een onverdiend
voorrecht dat God ons doet toekomen. Ook is zijn liefde voor ons
onvoorwaardelijk. Maar is onze liefde voor andere mensen ook onvoorwaardelijk?
Of aanvaard, accepteer je andere mensen alleen als ze aan bepaalde voorwaarden
voldoen? Genade moet je niet alleen aanpakken van God, maar ook delen met
andere mensen, haar gebruiken als basis voor vriendschap. ‘U moet er steeds
weer uit putten om relaties te onderhouden.’ ‘(…) wie geeft ons het recht
andere mensen voor te schrijven hoe ze moeten leven?’ ‘Om echt volwassen te
zijn, moeten mensen de ruimte krijgen om te groeien. Dat houdt ook in: ruimte
om te falen, om zelf te denken, om het ergens mee oneens te zijn, om fouten te
maken. We moeten het risico van de
genade nemen.’
‘Vrijheid
is het altijd waard geweest om er voor te vechten.’ ‘Maar als het op onze
christelijke vrijheid aankomt, dan geven we die zonder slag of stoot op.’ ‘Laat
genoeg wettische mensen aan boord komen, en we geven het commando over aan
hen.’ ‘Eén van de ernstigste problemen voor de orthodoxe christelijke kerk van
onze tijd, is de wettische mentaliteit.’ In hoofdstuk 5 licht Swindoll de
begrippen ‘vrijheid’ en ‘een wettische mentaliteit’ verder toe. ‘Vrijheid is
bevrijd zijn van slavernij en gebondenheid.’ Bevrijd zijn van de macht van
zonde en schuld. Genade brengt ook de vrijheid om de rechten en voorrechten van
de bevrijding te genieten en ook anderen zo’n vrijheid te gunnen. Het is de
vrijheid om onszelf te zijn, om keuzen te maken. Tegenover vrijheid staat de
wettische houding of mentaliteit. Zo’n mentaliteit wil voldoen aan eisen en
normen. Regels worden een obsessie. Iemand die wettisch is, meet zich een
autoritaire houding aan, en voert die tot het uiterste door. Het resultaat is
een onrechtmatige overheersing, die van anderen hetzelfde eist en niet weet dat
eenheid iets anders is. Volgens Swindoll gebruikten de genaderovers in de
eerste eeuw drie instrumenten: een valse leer, kerkelijke intimidatie en
persoonlijke huichelarij. Ook noemt hij vier effectieve manieren om een
wettische houding te bestrijden: blijf standvastig in uw vrijheid, probeer niet
langer bij anderen in de gunst te komen, weiger u te onderwerpen aan
gebondenheid, en ga eerlijk met de waarheid om .
In
hoofdstuk 6 trekt Swindoll een parallel tussen ons geestelijk leven en de
slavernij in het Amerika van voor 1856. ‘Wij zijn allemaal geboren in de
slavendienst aan de zonde.’ ‘Er kwam een dag dat Christus ons vrij maakte.’ Maar
vele christenen leven alsof ze nog steeds slaven zijn. Dit laatste was ook het
geval na de officiële afschaffing van de slavernij in Amerika. Zwarte mannen en
vrouwen bleven gewoon hun blanke meester dienen, tot hun dood toe. Ook wij
leven liever in de veiligheid van de slavernij dan met de risico’s van de
vrijheid. Eigen die vrijheid je toe.
‘Heeft
vrijheid dan geen grenzen?’ vraagt Swindoll zich af in hoofdstuk 7? ‘Moeten
mensen hun vrijheid niet beperken en zich in bedwang houden?’ Zeker is zijn antwoord.
‘Genade kan misbruikt worden, en dat gebeurt soms ook.’ ‘Maar ik zeg er wel
onmiddellijk bij dat zo’n beperking een persoonlijke zaak is. Die moet niet
voorgeschreven worden of opgelegd.’ Vrij zijn betekent dat we elkaar vrij
laten. ‘We hebben geen reden om elkaar met kritiek om de oren te slaan, als er
op onze lijsten (AG: wat wel mag en wat niet mag) niet hetzelfde staat.’ Deze
persoonlijke lijsten is wat anders dan de lijst met geboden en verboden zoals
die in de Bijbel staan. ‘Dat is een geïnspireerde lijst die we wel allemaal
moeten naleven, geen persoonlijke lijstje.’
‘Genade
wil niet zeggen dat we maar raak kunnen leven, zonder op de gevolgen te
letten.’ Genade betekent vrij zijn om rechtvaardiging óf ongehoorzaamheid te
kiezen. ‘U bent vrij om te kiezen en Gods leiding helpt u daarbij. De genade
geeft ons die keuzevrijheid. Mijn advies is: laat de mensen hun eigen keuzen
maken. Accepteer hen zoals ze zijn. Laten we elkaars recht op een andere mening
ten volle respecteren, op een andere overtuiging, op een andere voorkeur.’
Een
houding van vrijheid geven of een wettische houding, is een keuze. ‘Al naar
gelang onze mentaliteit, zijn we genadegevers of genaderovers.’ Swindoll stelt
in hoofdstuk 8 dat de meesten van ons te kort schieten, als het erop aankomt
anderen zichzelf te laten zijn. ‘Dat komt door twee sterke, heel menselijke
neigingen: we vergelijken onszelf met anderen (wat tot kritiek en rivaliteit
leidt), en we proberen anderen te overheersen (wat tot manipulatie en
intimidatie leidt). Deze neigingen verhinderen dat de genade in ons ontwaakt.’
In dit hoofdstuk geeft de schrijver vier praktische richtlijnen voor iedereen
die anderen wil helpen de genade in hun leven toe te laten.
Hoofdstuk
9 handelt over ‘genade en meningsverschillen’. Swindoll schrijft dat
meningsverschillen onvermijdelijk zijn. Het is een gevolg van verscheidenheid
en individualiteit van mensen. Ook gelovige mensen verschillen soms van mening.
‘In elk meningsverschil zijn altijd twee bestanddelen: a) een probleem, en b)
verschillende standpunten. In veel conflicten heeft ieder standpunt zijn
waarde.’ ‘We moeten mensen zijn, die het in genade met elkaar oneens kunnen
zijn, en dan verder gaan, zelfs al leidt zo’n meningsverschil tot een
scheuring.’
Genade
is een proces. In hoofdstuk 10 schrijft Swindoll over drie factoren die een rol
spelen in dit proces: 1. het kost tijd; 2. het doet pijn; 3. het houdt
verandering in. Het groeien in genade is als een pelgrimreis. De pelgrim kan
(heeft) daarbij last van gevoelige of zwakken plekken. Plekken waar genade zijn
heilzaam werk moet doen. Swindoll beschrijft vijf van deze plekken:
onzekerheid, zwakheid, botheid, water-bij-de-wijn-doen en trots.
Swindoll
vraagt in hoofdstuk 11 aan iedereen die regelmatig iets in de kerk doet: ‘Geeft
u echt genade door?’ Alles wat je doet, kan je op twee manieren doen: op je
eigen manier (uit eigen kracht) en op Gods manier. Er kan een verschil zijn
tussen de buitenkant en de binnenkant. Bij de binnenkant gaat het om de
motieven. Swindoll beschrijft verder in dit hoofdstuk twee kenmerken waaraan
predikanten en voorgangers zonder genade zijn te herkennen en de eigenschappen
van een ‘genadige’ voorganger.
Volgens
Swindoll ligt juist in het huwelijk de grootste uitdaging voor de genade
(hoofdstuk 12). ‘Hier wordt ze het zwaarst op de proef gesteld, (…).’ Hij gaat
na in de bijbel wat daar over het huwelijk geschreven is. In 1 Korintiërs 7
vindt hij drie waarheden die op ieder huwelijk van toepassing zijn. Naar
aanleiding van Efeziërs 5 schrijft hij ‘over de genade die nodig is om
verantwoordelijkheid te dragen’ en aan de hand van 1 Petrus 3 over de rollen en
taken van man en vrouw.
Hoofdstuk
13 handelt over een ‘bijzonder soort geven, waar Gods genade bij betrokken is’.
Swindoll beantwoordt de vraag waarom geven zo’n heerlijke, verslavende gewoonte
kan worden. Ook werkt hij aan de hand van 2 Korintiërs 9 : 6 – 15 vier dingen
uit die genade aantrekkelijk maken.
Genade
moet je ook aannemen, aanvaarden. Dat is het onderwerp van hoofdstuk 14.
Swindoll schrijft over mensen in de bijbel die als voorbeeld kunnen dienen van
mensen die zich verzetten tegen de genade en mensen die de genade aanvaarden.
Hij schrijft over Mozes, Simson, Paulus en Petrus. We aanvaarden genade door
een houding van nederigheid en ontvankelijkheid. Door genaderovers weg te doen
in ons leven.
Reacties
Een reactie posten