Randkerkelijk tegen wil en dank
Ik sprak laatst een zuster van onze kerkelijke gemeente. We informeerden bij elkaar naar ons geestelijk welzijn. Het gemeentelid gaf aan zich steeds meer een randkerkelijke te voelen. Dat verbaasde mij omdat zij trouw de kerkdiensten bezoekt, tot voor kort actief deelnam aan commissie(s), aanwezig is op gemeentevergaderingen, de kerk lief heeft, etc. Hoe kan zij zich dan randkerkelijk voelen? Maar wat is een randkerkelijke eigenlijk? Dat is iemand die zich aan de rand of de marge van de kerk ophoudt, de kerkdiensten en vergaderingen niet of nauwelijks bezoekt, niet deelneemt aan kerkelijke activiteiten, etc. Ik denk dat de zuster vooral dit bedoelde: dat ze zich steeds meer terugtrekt naar de rand van de kerk. Weg uit het centrum van de kerk. Maar waarom? Het predicaat ‘randkerkelijke’ past helemaal niet bij haar. Zij, ik en anderen zijn randkerkelijke tegen wil en dank. Nu is daar terecht tegen in te brengen, dat het je terugtrekken naar de rand van de kerk een keuze is. Je wil sp