Tim Keller - Bij je volle verstand
Recentelijk verscheen de Nederlandstalige versie van het
boek Bij je volle verstand – Een
uitnodiging voor sceptici van Tim Keller. In het boek vergelijkt Keller de
overtuigingen en beweringen van het christelijk geloof met die van de seculiere
visie. Hij beantwoordt daarbij de vraag welke overtuiging en bewering zinniger
is in het licht van een complexe wereld en de menselijke ervaring (p.11).
In het Woord vooraf legt Keller eerst uit welke betekenis
hij met het woord ‘seculier’
aanduidt. Hij gebruikt het woord in de volgende twee betekenissen:
- ‘Een seculier iemand weet niet of er een God of een bovennatuurlijke werkelijkheid buiten de natuurlijke werkelijkheid bestaat. In deze opvatting is er voor alles een wetenschappelijke verklaring.’
- De term kan ook betrekking hebben ‘op een bepaald soort cultuur met zijn eigen gezichtspunten en verhalen. Een seculiere tijd is een tijdperk waarin alle aandacht uitgaat naar het saeculum, het hier en nu, zonder enige notitie van de eeuwigheid. De zin van het leven, richting en geluk worden opgevat als en gezocht in de hedendaagse economische welvaart, materieel gemak en emotionele voldoening.’
Dat Keller in hoofdstuk 1 start met het beantwoorden van de
vraag: ‘Is religie dan geen aflopende
zaak?’ is begrijpelijk. Immers, als het christendom of religie een
aflopende zaak is, waarom zou je dan nog een boek schrijven als deze? Keller
laat zien dat religie wereldwijd niet op zijn retour is. In tegendeel, religie
is onuitroeibaar en neemt juist toe (p.20).
In hoofdstuk 2 beantwoordt Keller de vraag: ‘Is het niet zo dat religie gebaseerd is op
geloof en secularisme op bewijs?’ Keller stelt dat het niet zo is, dat
religie moet ‘bewijzen’ en het secularisme niet (omdat het secularisme
gebaseerd zou zijn op bewijs). ‘Zowel
bij stellen dat God niet bestaat als
bij stellen dat God wel bestaat komt onmiskenbaar geloof om de hoek kijken. En
dus is er niets wetenschappelijks aan de bewering dat wetenschap als enige
scheidsrechter kan bepalen wat waar is en wat niet. Dat is een
geloofsovertuiging (p.47).’ Wetenschap is gezien haar aard zelfs niet in staat
om te onderzoeken of er meer is dan de natuurlijke wereld (p.47), terwijl religie
gericht is op de natuurlijke én bovennatuurlijke wereld. ‘De christelijke
gelovige maakt gebruik van rede en geloof om tot zijn overtuigingen te komen,
net zo goed als zijn seculiere buurman gebruikmaakt van rede en geloof om tot
die van hem te komen. Beide kijken naar dezelfde werkelijkheden in de natuur en
in het menselijk bestaan door middel van een proces dat rationeel, persoonlijk,
intuïtief en sociaal is. De rede werkt niet zelfstandig en kan dat ook niet
(p.54).’ Secularisme is niet simpelweg de afwezigheid van geloof.
‘Religie en seculariteit kunnen geen van beide aantoonbaar
bewezen worden – het zijn gedachtestelsels die met elkaar vergeleken en
tegenover elkaar gezet moeten worden om te bepalen welke het meest logisch is
(p.260).’ Dat doet Keller dan ook in het tweede deel van zijn
boek. In dit deel zet Keller de overeenkomsten en verschillen uiteen ‘tussen
hoe het christelijk geloof en het secularisme proberen om betekenis (hoofdstuk 3), voldoening
(hoofdstuk 4), vrijheid (hoofdstuk
5), identiteit (hoofdstuk 6 en 7),
een moreel kompas (hoofdstuk 9 en 10)
en hoop proberen te bieden (hoofdstuk
8). ‘…. zes vaste gegevens van het menselijk bestaan, dingen waar we niet
zonder kunnen (p.261).’
Na in het tweede deel beargumenteerd te hebben dat het
christendom in emotioneel en cultureel opzicht het meest logisch is, is Keller
in het
derde deel zover dat hij de rationele argumentatie voor het geloof
in God (hoofdstuk 11) en voor het christendom (hoofdstuk 12) kan gaan
onderzoeken en beschrijven. In hoofdstuk 11 beschrijft Keller ‘heel schetsmatig
de opvatting dat het in rationeel opzicht helemaal zo gek niet is om te geloven
dat God bestaat (p.262).’ ‘Christenen geloven dat de belangrijkste manier om
specifiek iets over God te weten te komen niet filosofisch redeneren is maar
zijn eigen zelfopenbaring, …(p.276).’ ‘Dus Jezus zelf is ons belangrijkste
argument om het christendom te geloven (p.276).’ Daarom gaat hoofdstuk 12
vooral over Jezus Christus. Het boek wordt vervolgens afgesloten met een
epiloog, een dankwoord en 90 pagina’s met eindnoten (bronverwijzingen, nadere
toelichting, etc.).
Reacties
Een reactie posten