Word je bewust van boosheid (2)

Riekje Boswijk-Hummel schreef het boek Boos met als ondertitel: boosheid erkennen, begrijpen, loslaten. Ik mijn tweede blog start ik met deel II uit haar boek en geef ik ook een samenvatting van deel III.

Hoe boosheid er uitziet
In deel II van het boek beschrijft de schrijfster hoe boosheid kan worden geuit, en hoe boosheid er dan uitziet. Je kunt boosheid op een directe en indirecte manier uiten. Vormen van directe uitingen zijn: een woordenwisseling, ruzie, verbaal geweld, fysiek geweld, je boosheid afreageren op iets of iemand anders en bij iemand anders (je vertelt een ander over je boosheid). Indirecte vormen van uitingen zijn: slachtoffergedrag, mokken en pruilen, vormen waarin een element van ‘afstraffen’ zit zoals genoegdoening (ik pijn, dan jij ook pijn) of leedvermaak, vormen van afstand nemen en onthouding, zwijgen, cynisme, ziek worden, roddelen, jaloezie en stalken. Indirecte vormen van boosheid worden toegepast omdat mensen bang zijn voor het obstakel (iets of iemand, de schuldige) of bang zijn voor de boosheid zélf. Boosheid wordt in dat geval onderdrukt, weggestopt.

Schuldgevoel en spijt
Schuldgevoel en spijt lijken op het eerste gezicht niets met boosheid van doen te hebben. Maar als je goed kijkt zie je dat het een boosheid kan zijn die zich niet richt op het obstakel, maar op jezelf. Je wordt boos op jezelf. “Dat voelt aan als: je dom voelen, het gevoel hebben dat je tekortschiet, of zelfs: je schuldig voelen”(p.66). Schuldgevoel kan ook het effect hebben van een vlucht voor pijn (zoals ook boosheid dat is). “Doordat je de boosheid op jezelf richt, ontstaat er echter wel een andere pijn: de pijn van de spijt of de pijn van het schuldgevoel” (p.67). Boswijk-Hummel schrijft dat er ook échte spijt bestaat. “Je kunt natuurlijk inzien dat je iemand pijn hebt gedaan en daar spijt van hebben. Ik noem dat gevoel: berouw” (p.68).

Effect van boosheid
In deel III besteedt Boswijk-Hummel aandacht aan de vraag wat de effecten zijn van al deze verschillende uitingen van boosheid. De effecten van directe en indirecte uitingen. Maar eerst beschrijft ze het algemene effect van boosheid: “het feit dat je waarneming onherroepelijk verandert zodra je boos wordt” (p.70). En niet alleen je waarneming (wat je ziet) maar ook je denken verandert door je boosheid.

Algemeen effect boosheid
De schrijfster geeft eerst een uitleg over de psychologische term ‘projectie’. Ook in haar boek Liefde in wonderland gaat ze in op projectie. Daar zegt ze over projectie dit: “Aan de hand van de opgeroepen emotie interpreteer je nu de gebeurtenis die je emotie opriep. Dit interpreteren doe je door middel van projectie: je plakt dát plaatje op de dingen buiten je dat je emotie logisch, gerechtvaardigd maakt. Op deze manier vorm je je eigen waarneming. (…) Je maakt het voorval door middel van een projectie ‘passend’ bij je gevoel” (p.80).

“(…) op het moment dat de emotie ontstaat, ontstaan ook de gedachte en de projectie. Dit wordt veroorzaakt doordat denken, voelen en zien zeer nauw met elkaar samenhangen” (p.71). Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Boswijk-Hummel introduceert daarom het woord denkvoelzien. “Wat je buiten je ziet, móet passen bij je binnenwereld: bij wat je denkvoelt” (p.72). Het passend maken van de buitenwereld aan de binnenwereld gebeurt door projectie. Als de binnenwereld en de buitenwereld niet met elkaar in overeenstemming zijn is er sprake van cognitieve dissonantie. “Cognitieve dissonantie is hoogst verwarrend; mensen kunnen het niet verdragen dat hun binnenwereld niet past bij hun buitenwereld” (p.73).

Boswijk-Hummel schrijft dat de combinatie van denken en voelen (binnenwereld) en zien (buitenwereld) een complete ervaringswereld is. “Zo’n ervaringswereld is heel overtuigend: doordat alles elkaar verklaart en bevestigt, ontstaat er een min of meer gesloten systeem: je gelooft dat wat je denkvoelziet, werkelijk wáár is” (p.73/74). Ze noemt daarom zo’n ervaringswereld ook wel een geloofssysteem. Zo’n ervaringswereld of geloofssysteem blijkt in de praktijk nauwelijks nog gewijzigd te kunnen worden. Boswijk-Hummel noemt zo’n onveranderbaar geloofssysteem daarom een kokerzicht (p.76). En “wanneer er sprake is van boosheid zelfs: een vijandbeeld” (p.76).

Het onderdeel denken van het denkvoelzien “is volledig emotioneel bepaald. Het is daardoor vaak absoluut niet logisch of redelijk, laat staan objectief” (p.74). Dit denken wil je gaan verklaren. Je gaat het denkvoelzien rationaliseren. Het rationaliseren is in tegenstelling tot het denkvoelzien een bewust proces. Het doel van rationaliseren is je denkvoelzien – je geloofssysteem – te bevestigen. “Je verklaart (…) heel bewust een onbewust vooringenomen standpunt” (p.75).

Vervolgens beschrijft Boswijk-Hummel de effecten van directe en indirecte uitingen van boosheid. In de samenvatting zegt ze er dit over: “Samenvattend kun je vaststellen dat zowel directe als indirecte uitingen van boosheid op de korte, maar zeker op de lange termijn geen enkel positief effect hebben” (p.92). Aan het eind van deel III behandelt Boswijk-Hummel nog een aantal misverstanden. Het misverstand dat een ruzie de lucht zou klaren: ze is het daar niet mee eens. “Een ruzie klaar de lucht niet. Per definitie niet. Een ruzie is een opeenstapeling van verwijten en eventueel oud zeer” (p.94). Het misverstand dat een ruzie uitpraten de lucht op kan klaren: ja, het gesprek achteraf (na de ruzie) kan verhelderend werken, maar Boswijk-Hummel schrijft dat het niet meevalt om zo’n gesprek goed te voeren. “(…) de emotionele schade die er tijdens ruzies wordt toegebracht, is vaak veel pijnlijker en onoverkomelijker dan je denkt” (p.95).

De volgende keer verder met deel IV van het boek. 

Reacties

Veel gelezen berichten

Vergeving is goed, maar verzoening is beter

Bevrijd van jezelf

De GKv moet verder met één predikant minder