Energiebeheer
In hoofdstuk 2 van het boek Energie van de Geest schrijft Philip Troost over ‘hoe je energie
kunt beheersen of beheren’. In dit hoofdstuk gaat het er o.a. over hoe het
handelen van mensen zich verhoudt tot de handelende God. Hieronder tref je mijn samenvatting aan van genoemd hoofdstuk.
Afhankelijkheid -
onafhankelijkheid
Philip stelt aan het begin van dit hoofdstuk ons voor de keuze
(in de vorm van een ‘voorvraag’): wil je leren werken met energie in
afhankelijkheid van God (rentmeester – beheren) of dat werk in
onafhankelijkheid zelf in de vingers krijgen (meester – beheersen)? Hij kiest
voor de eerste variant: in afhankelijkheid van God. Ook omdat God met ons wil
samenwerken. Kenmerkend voor de Geest is ‘dat hij onze menselijkheid inschakelt’.
Energie en
energiebeheer
Het woord energie
betekent ‘werking, in actie zijn’.
Het is een aanduiding voor ‘kosmische of fysische krachten’. In het Nieuwe
Testament wordt het toegepast op ‘goddelijke of demonische krachten’, op ‘de
geestelijke dimensie van de werkelijkheid waarin we leven’, op ‘die onzichtbare
werkzaamheid in de geestelijke dimensie’. Goed energiebeheer is volgens Philip
daarom ook ‘een stukje meewerken met
God’. ‘Meebewegen met de Geest.’
Geloof en ervaring
‘Toen de christelijke gemeente met Pinksteren de Geest
ontving, had ze er niet een nieuw geloofsconcept bij, maar een ervaring.’ Maar, hoe zit het nu met de
combinatie van ervaring en geloof? De schrijver zet over deze combinatie dit
voor ons op een rijtje:
- ‘Geloven en ervaren zijn twee dingen.’
- ‘Geloven en ervaren horen bij elkaar. Wie van het geloof een hoofd-zaak maakt, los van ervaring, komt van zo’n geloof niet werkelijk tot leven (AG: in de zin van een verminderde ‘levensvitaliteit’).’
- Niet alle ervaring is geloofservaring.’
Waar hebben we het over bij dat woord ‘ervaren’? Je voelt
dan iets in je lijf. En als je iets voelt, dan neem je iets waar, ‘namelijk
iets waar je behoefte aan hebt’. ‘Wanneer
we die gevoelens echt kunnen en durven waarnemen, komen de behoeften daaronder
vanzelf in beweging.’ Je levensenergie gaat stromen. De schrijver houdt ons
vervolgens de zogenaamde ‘Wet van behoud van energie’ voor: de totale
hoeveelheid energie blijft altijd hetzelfde. Energie kan wel andere routes
‘afleggen’ en andere vormen aannemen. ‘In het algemeen kunnen we zeggen dat het
vrijelijk stromen van de levensenergie het gezonde leven is dat God geeft en
geblokkeerde energie zich doorgaans omvormt tot destructieve krachten en
werkingen.’ ‘Wanneer we ons niet toevertrouwen aan de stroom van levensenergie,
maar die willen controleren, beheersen, inhouden of er bij weggaan, is dat niet
een neutraal iets, maar keert de energie zich tegen ons.’ Stromen van
levensenergie kunnen we dus niet straffeloos negeren of blokkeren. ‘Onbewust
doen we dat allemaal wel.’ Daarom vraagt de schrijver ons een energetische bril
op te zetten. ‘(…) wat zou het veel kunnen opleveren als we leren het verschil
waar te nemen tussen energie die stroomt en energie die geblokkeerd is’.
Energieblokkade
Het natuurlijke gedrag van energie is ‘stromen, heen en weer
bewegen’. Geblokkeerde energie kunnen we als normaal ervaren of misschien
willen we er van af. ‘Maar het eerste wat we te doen hebben als we vanuit het
geblokkeerd zijn terug willen naar de stroom van het leven, is bij de blokkades
stil staan.’ We zullen stil moeten staan bij die werkelijkheid, met begrip en
aanvaarding, om zo de potentie wakker te roepen om te veranderen. ‘Om energie
weer aan het stromen te krijgen.’
Vervolgens schetst Philip ‘in grove trekken’ hoe wij mensen
doorgaans omgaan met de gebroken werkelijkheid ‘en wat we daarvoor met onze
energie doen’.
Schaduwkant:
‘het deel van jou dat geen daglicht kan verdragen en dat je dus ook op een
verborgen manier bij je draagt’. Dat wat er niet mocht zijn, wat niet past(e),
waar een negatief oordeel om heen hangt, etc. Energetische effect: je besteedt je energie aan het verbergen of
mooier voordoen van je schaduwkanten. Oplossing: je schaduwkanten in het licht
brengen. ‘Omdat energie van nature altijd zoekt naar verbinding en balans,
treedt er iets in werking zodra ik mijn schaduw en Gods licht bij elkaar
breng.’
Pijn: onze
natuurlijke reactie op pijn is: ‘er bij weg!’ We gaan voor pijnvermijding! Energetische effect: deze beweging weg
bij de pijn houdt juist de pijn in stand of leidt tot verergering. In plaats
van pijnvermijding moeten we gaan voor pijnverzorging: ‘pijn kan alleen helen
als er weer gezonde aandacht en zorg naartoe gaat.’ Philip heeft er zeker ook
oog voor dat pijn zo heftig kan zijn, dan ‘ons lijfelijke energiesysteem
overbelast’ raakt.
Gevaar: ‘(…)
afhankelijk van wat vooral de onveiligheid was in jouw gezin van herkomst,
heeft ieder van ons een eigen beschermingssysteem ontwikkeld’. Energetische effect: gevoel van
verkramping, bevriezing of verharding waardoor de energie op allerlei plekken
geblokkeerd wordt.
Stuwmeer als metafoor
De schrijver gebruikt een stuwmeer als metafoor om uit te
leggen welke opties er zo’n beetje zijn ‘in hoe we met de energie in ons lijf
omgaan’. Het ‘stuwmeer’ kan gevoed worden met energie en energie kan afvloeien.
Wij kunnen energie binnen houden of naar buiten brengen. Afhankelijk van deze
vier opties ontstaat er een gezonde spanning of een overspanning/onderspanning.
Daarnaast speelt de richting van de energie een belangrijke rol: die richting
is ziekmakend, geen richting of een gezonde richting. Een gezond energie beheer
betekent dat je meewerkt (beweegt) met God en dit zal resulteren in een gezonde
spanning en een gezonde richting.
Gezonde spanning en
richting
Maar wat is een gezonde spanning en wat is een gezonde
richting? Eerst schrijft Philip over spanning.
Spanning associëren wij doorgaans ‘met stress, met gevaar, met ‘niet leuk’’.
Mensen willen daarom het meestal minder spannend maken. Maar, ‘om energie te
laten stromen heb je een ladingsverschil ofwel spanning nodig’. ‘En spanning
ontstaat daar waar er een verschil is.’ ‘Gods Geest werkt juist in de spanning.’ ‘Vanuit de invalshoek
energie betekent dit dat we hebben te leren in de spanning te blijven’. ‘Want,
(…), zonder spanning gaat de energie niet stromen, en waar de energie niet
stroomt, daar lééft het niet.’ En ‘wat is nu de richting om op een meer gezonde
manier met je energie om te gaan?’ Die ‘richting is altijd naar de spanning
toe’.
Overgave aan de
stroom
Meestal hebben we een (sterke) drang om controle te houden
over ons leven. De controle verliezen is ‘doodeng’. ‘Energetisch gezien kunnen
we geloven omschrijven als een toestand van openheid voor wat er in de energie
is en gebeurt, in het vertrouwen dat God erbij is.’ Dit staat haaks op
‘maakbaarheid en beheersing’, die komen voort uit angst. Geloof heeft echter
alles met vertrouwen en overgave te maken. Philip gelooft ‘dat deze overgave
aan de stroom van levensenergie, die lijfelijk
voelbaar is, misschien wel het belangrijkste is in een leven door de Geest’.
Overgave aan de stroom betekent ‘het loslaten van onze houvasten waarmee we het
leven onder controle houden’. ‘De beweging met de Geest mee zal dus ook per
definitie onze angst wakker roepen.’ De Geest ‘haalt ons weg uit onze
comfortzone en beweegt ons daarheen waar het lééft’.
In de rest van het boek gaat Philip ‘deze basis uitwerken
richting de verschillend aspecten van het geloofsleven’:
- hoofdstuk 3 - Geest en verlossing;
- hoofdstuk 4 - Geest en eenheid;
- hoofdstuk 5 - Geest en genezing;
- hoofdstuk 6 – Geest en waarheid;
- hoofdstuk 7 – Geest en heiliging;
- hoofdstuk 8 – Geest en vervulling.
Reacties
Een reactie posten