Geduld met God - Tomáš Halík (1)
Tomáš Halík schreef het boek Geduld met God die als ondertitel Twijfel als brug tussen geloven en niet-geloven meekreeg. Een boek
dat naast de Inleiding twaalf hoofdstukken bevat. Halík snijdt veel aan in zijn
boek en het zal dus een uitdaging voor mij worden om het goed samen te vatten.
Natuurlijk is er wel een rode draad te halen uit zijn boek, maar ook zijn
uitstapjes naar bijvoorbeeld gelijkenissen, verhalen uit de Bijbel zijn te mooi
om niet te noemen. Een samenvatting van zo'n boek doet nooit voldoende recht aan het boek zelf. Dat is maar op één manier op te lossen: lees het boek!
Inleiding
Halík schrijft dat hij met atheïsten van een bepaald soort
het gevoel van Gods afwezigheid kan mee ervaren. Atheïsten interpreteren dit
als “God bestaat niet” of “God is dood”. Halík kent ook een andere
interpretatie, een andere houding tegenover de “afwezige God”: drie vormen van
geduld en die vormen heten: geloof, hoop en liefde. Halík ziet dan ook geduld als belangrijkste verschil tussen
geloof en atheïsme.
In het geloof gaat het o.a. om het mysterie van God en met
een mysterie ben je nooit “klaar”. Met dit mysterie moet je geduld betrachten.
Het is Gods bedoeling ons te leren leven met het mysterie. Groeien in het
geloof betekent volgens Halík dat “je de momenten – en soms lange periodes –
aanvaardt en in geduld doorleeft waarin God ver weg lijkt te zijn, verborgen
blijft”. “Wat evident en bewijsbaar is, vereist immers geen geloof.” Juist in
moeilijke periodes “zijn geloof en hoop uitingen van ons geduld – net als
liefde: liefde zonder geduld is geen echte liefde”. Voor Halík en anderen is de
ervaring van Gods zwijgen, van Gods verborgenheid in deze wereld juist
uitgangspunt, “één van de fundamentele ervaringen van hun geloof.”
I. Zacheüs aanspreken
Halík voert in hoofdstuk 1 Zacheüs ten tonele. De Zacheüs
zoals we over hem lezen in Lucas 19 : 1 – 10. In zijn boek maakt Halík Zacheüs
het symbool van de zoekers. Zacheüssen zijn mensen die afstand bewaren. Mensen
met dat vreemde mengsel van nieuwsgierigheid en verwachting, interesse en
schuchterheid, en soms misschien zelfs van schuldgevoel en “ongepastheid”. Het
zijn mensen die hun geestelijke honger en dorst achter vijgenbladeren verbergen
– voor anderen en soms ook voor zichzelf.
Zacheüs “is een beeld van ons, en zo niet van iedereen, dan
toch van velen (…).” “Er zijn vele Zacheüssen onder ons. Het lot van de wereld,
van de kerk en van de samenleving hangt misschien veel meer dan we willen weten
af van de vraag of die Zacheüssen gewonnen worden of niet.” Weten wij ze aan te
spreken? Weten wij ze te bereiken?
“De enige die in
staat is om Zacheüs aan te spreken is iemand voor wie mensen die zich tussen de
takken van een vijgenboom verbergen niet raar en niet vreemd zijn, iemand die
niet op hen neerkijkt en die om hen geeft, iemand die kan ingaan op wat zich
afspeelt in die hoofden en harten.” “Alleen iemand die ‘zijn naam kent’ – zijn
geheim kent – kan Zacheüs aanspreken.” “(…) in het geloof gaat het niet om
problemen, maar om een mysterie, dus moeten we nooit de weg van het zoeken en
vragen verlaten.” Laten wij, zijn leerlingen, “ons tot zoekenden met de
zoekenden en vragenden met de vragenden maken.”
II. Zalig zij die op
afstand staan
Zacheüs stond buiten de menigte, op afstand. Hij was een
randfiguur. Jezus was altijd op zoek naar mensen die “op afstand staan”:
Samaritanen, tollenaars, prostituees en andere zondaars. Hij schonk aandacht
aan melaatsen, gehandicapten en anderen die uit de samenleving verstoten waren.
“De meenschappelijke noemer is dat ze (…) aan de rand staan van het milieu
waarin Jezus werkt, (…).” Karakteristiek aan Jezus is “de voorkeursoptie voor
mensen aan de rand, (…).” Daarom vraagt Halík zichzelf af “of voor een
volwaardig navolgen van Christus vandaag niet ook iets anders nodig is: de
interesse, sterker, de voorkeursoptie
voor randfiguren van de geloofsgemeenschap”.
“(…) de meester van de paradoxen (AG: Jezus) feliciteert” de
armen, de treurenden en vervolgden. Hij zei dat ze gelukkig zijn. Niet om hen in hun
ellendige positie te houden. “Jezus maakt van armoede een metafoor van openheid voor Gods gaven.
Je moet de geest van armoede bewaren en je niet voegen bij de verzadigden en
(zelf)verzekerden, die tevreden en opgesloten in zichzelf zijn.” Halík schrijft
vervolgens dat je op eenzelfde manier de geest van de zoekende moet bewaren. We
kunnen veel leren van de zoekenden. “Is het niet juist een nieuwe, opwindende,
nodige en nuttige religieuze ervaring
om inzicht te krijgen in hoe zoekende, twijfelende en vragen mensen God
waarnemen?” Halík geeft aan dat zijn boek juist over deze vraag gaat. “Dat
probeer ik in dit boek te doen: we moeten de Schrift lezen en het geloof
beleven mede in het perspectief van onze
diepe solidariteit met religieuze zoekers, of met hen die ’van de andere kant’
Gods verborgenheid en transcendentie beleven. Jezus’ boodschap horen ‘met
de oren van Zacheüs’!”
Reacties
Een reactie posten