‘Moeten’ moet?
Ad de Bruijne schreef over ‘Moeten’ moet in het ND. Hij geeft aan, dat er in de kerk soms sprake is van allergie voor ‘moeten’. ‘Wij moeten niet, wij mogen’. Hij waarschuwt ons voor de dwaling, dat plichten en geboden gelden als iets oudtestamentisch en wettisch. En dat we in het Nieuwe Verbond vrij zouden zijn van de wet en we leven door de Geest.
De Bruijne stipt veel zaken aan rond de wet, zonder ze uitvoerig te behandelen. Dat kan ook niet anders in een kort artikel. Maar De Bruijne loopt zo wel het risico met zevenmijlslaarzen aan zijn punt te maken. Hij schrijft over verhullend spreken over plichten. Over allergie voor ‘moeten’ en dat de samenleving ons daarin is voorgegaan. Over eigen versies van de wet van God voor gebruik in de kerkdienst. En over de dwaling zoals genoemd in de eerste alinea van deze blog.
Er is in het verleden te veel misgegaan met het gebruik van de wet van God om er nu zo kort over te schrijven. Ook zit het ons in de genen om ons te houden aan regels zonder dat ons hart erbij betrokken is (wetticisme). Een buitenkant zonder binnenkant. Hoe het ook zei, de volgende zinnen in het artikel vormen voor mij het belangrijkste onderdeel: “Verbonden aan Christus mogen we die positie (AG: onze positie als mensen ten opzichte van God) hervinden. Bij die relatie past een grote variatie aan woorden: liefde, creativiteit, vrijheid, zelfstandigheid. God is Vader, Bruidegom, Vriend. Maar hij is ook Heer. Dus blijft ook het woordje ‘moeten’ in die relatie volstrekt op zijn plaats.” Ja, in de relatie met God is het woordje ‘moeten’ op z’n plaats! Het christelijk leven bestaat niet uit wetten en regels, maar uit vertrouwen en liefde. Binnen de context van die relatie, die liefde geeft de wet van God aan hoe we mogen liefhebben. God liefhebben en zijn geboden houden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Er is nog iets waaraan ik moest denken bij het lezen van het artikel van De Bruijne. Dr. A.J. de Visser hield ooit een toesprak met als titel: Christus als Heer in het leven van de gelovige. Daarin ging het over de positie van de wet o.a. in relatie tot de plaats van Jezus Christus in het leven van de gelovigen. Hij waarschuwt in dat artikel voor het te veel nadruk leggen op de gehoorzaamheid van de wet (op het ‘moeten’). Hij zegt: “Leg nadruk op het bijbelse gegeven dat Christus Heer is en wil zijn in het leven van iedere christen. Dat plaatst de gelovige voor het aangezicht van zijn verlosser Jezus Christus, die redding en rechtvaardiging geeft en oproept tot gehoorzaamheid. De gelovige wordt er zo aan herinnerd dat hij geroepen is tot gehoorzaamheid, niet aan een wetboek of aan kerkelijke regels of inzettingen, maar aan de Meester Jezus Christus. Die gehoorzaamheid heeft een persoonlijke dimensie.” Aandacht vragen voor ‘moeten’ is denk ik op zich niet verkeerd, als het maar niet leidt tot te veel nadruk op gehoorzaamheid.
Jos Douma heeft over hetzelfde artikel van De Bruijne een blog geschreven: ‘Moeten’ moet niet. Lees die eens door!
De Bruijne stipt veel zaken aan rond de wet, zonder ze uitvoerig te behandelen. Dat kan ook niet anders in een kort artikel. Maar De Bruijne loopt zo wel het risico met zevenmijlslaarzen aan zijn punt te maken. Hij schrijft over verhullend spreken over plichten. Over allergie voor ‘moeten’ en dat de samenleving ons daarin is voorgegaan. Over eigen versies van de wet van God voor gebruik in de kerkdienst. En over de dwaling zoals genoemd in de eerste alinea van deze blog.
Er is in het verleden te veel misgegaan met het gebruik van de wet van God om er nu zo kort over te schrijven. Ook zit het ons in de genen om ons te houden aan regels zonder dat ons hart erbij betrokken is (wetticisme). Een buitenkant zonder binnenkant. Hoe het ook zei, de volgende zinnen in het artikel vormen voor mij het belangrijkste onderdeel: “Verbonden aan Christus mogen we die positie (AG: onze positie als mensen ten opzichte van God) hervinden. Bij die relatie past een grote variatie aan woorden: liefde, creativiteit, vrijheid, zelfstandigheid. God is Vader, Bruidegom, Vriend. Maar hij is ook Heer. Dus blijft ook het woordje ‘moeten’ in die relatie volstrekt op zijn plaats.” Ja, in de relatie met God is het woordje ‘moeten’ op z’n plaats! Het christelijk leven bestaat niet uit wetten en regels, maar uit vertrouwen en liefde. Binnen de context van die relatie, die liefde geeft de wet van God aan hoe we mogen liefhebben. God liefhebben en zijn geboden houden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Er is nog iets waaraan ik moest denken bij het lezen van het artikel van De Bruijne. Dr. A.J. de Visser hield ooit een toesprak met als titel: Christus als Heer in het leven van de gelovige. Daarin ging het over de positie van de wet o.a. in relatie tot de plaats van Jezus Christus in het leven van de gelovigen. Hij waarschuwt in dat artikel voor het te veel nadruk leggen op de gehoorzaamheid van de wet (op het ‘moeten’). Hij zegt: “Leg nadruk op het bijbelse gegeven dat Christus Heer is en wil zijn in het leven van iedere christen. Dat plaatst de gelovige voor het aangezicht van zijn verlosser Jezus Christus, die redding en rechtvaardiging geeft en oproept tot gehoorzaamheid. De gelovige wordt er zo aan herinnerd dat hij geroepen is tot gehoorzaamheid, niet aan een wetboek of aan kerkelijke regels of inzettingen, maar aan de Meester Jezus Christus. Die gehoorzaamheid heeft een persoonlijke dimensie.” Aandacht vragen voor ‘moeten’ is denk ik op zich niet verkeerd, als het maar niet leidt tot te veel nadruk op gehoorzaamheid.
Jos Douma heeft over hetzelfde artikel van De Bruijne een blog geschreven: ‘Moeten’ moet niet. Lees die eens door!
Reacties
Een reactie posten