Gereformeerde hermeneutiek vandaag: recensies vergeleken
In mijn vorige blog schreef ik over de recensie van Van den
Brink over het boek Gereformeerde hermeneutiek vandaag. Arnold Huijgen
heeft ook een recensie geschreven over genoemd boek en die kreeg de titel Gereformeerde hermeneutiek voorbij de Reformatie? mee. Het is een recensie in de vorm van
een bijdrage aan een studiedag naar aanleiding van de publicatie van het boek
(op 29 september 2017). Ik vat zijn bijdrage hieronder niet samen zoals ik dat
bij Van den Brink deed, maar nodig je uit deze zelf te lezen.
Ik heb de twee recensies naast elkaar gelegd en onderling
vergeleken. Wat valt mij dan op? Terwijl Van den Brink eigenlijk weinig tot niets
positiefs schrijft over het boek, slaat Huijgen een andere toon aan:
- Hij proeft bij de TU Kampen een oprecht verlangen om het voorbij alle historische ballast over Jezus Christus zelf te hebben. ‘In dat verlangen vinden we elkaar, zonder meer.’
- ‘Ik vind het belangrijk om voorop te stellen dat we samen voor dezelfde uitdagingen staan en dat we elkaar buitengewoon hard nodig hebben in de complexe vragen van de hermeneutiek vandaag.’
- ‘Het verschijnen van deze bundel is een felicitatie waard (…).’
- ‘Wat ik waardeer in deze bundel is dat hedendaagse hermeneutische uitdagingen niet uit de weg worden gegaan, maar met open vizier worden aangevat, zonder te focussen op alleen de casuïstiek. Er wordt echt gepoogd om een omvattende visie te ontwikkelen.’
- ‘De auteurs zijn op de hoogte van de discussies van vandaag en weten beargumenteerde keuzes te maken en dat nog helder op te schrijven ook.’
- ‘Goed, dat was totnogtoe alleen wat formele waardering. Ook inhoudelijk is er veel moois in deze bundel te vinden.’ En vervolgens werkt Huijgen dit moois uit in drie dingen.
Waarom weet Van den Brink eigenlijk niets positiefs te noemen
aan het boek, terwijl Huijgen die wel ziet? Doet Van den Brink met zijn recensie
(en daarop volgende briefwisseling) voldoende recht aan de inhoud van het boek
en aan de auteurs van het boek? Of is dit verschil in beoordeling een voorbeeld
van hermeneutiek (in algemene zin)? Het zelfbeeld, het wereldbeeld, de bril
waarmee naar het boek gekeken wordt is verschillend bij Van den Brink en
Huijgen en op die manier ontstaat er een verschillende recensie?
- Van den Brink schrijft: ‘Als lezer verwacht ik dat een boek
over gereformeerde hermeneutiek juist daar uitvoerige aandacht aan geeft. Dat
zijn immers de vragen die altijd in de gereformeerde hermeneutiek werden
gesteld.’ En met dat ‘daar’ verwijst de schrijver van de recensie m.i. naar
zijn vorige alinea met de opsomming van onderwerpen: ‘onfeilbaarheid van de
Bijbel, het principe van “sola Scriptura”, het gezag van de Schrift, of het
zelfgetuigenis daarvan’.
Die verwachting van Van den Brink is vanzelfsprekend legitiem, maar wat hebben de auteurs voor bedoeling met het boek? Op de tweede pagina van hoofdstuk 1 van het boek wordt al direct duidelijk gemaakt wat de lezer kan verwachten: ‘Het gaat ons in deze bundel echter meer om de uitwerking in de verschillende vakgebieden in vervolg op Gereformeerde theologie vandaag dan om het ontwikkelen van een volledig uitgebalanceerde theologische hermeneutiek.’ Dus het boek is geen ‘volledig uitgebalanceerde theologische hermeneutiek’! Is het dan zorgvuldig en juist om het ontbreken van een verwijzing naar een ‘magistraal werk over het gezag van de Schrift’ als ‘zorgwekkend’ aan te duiden? En een punt te maken van het ontbreken van onderwerpen als ‘onfeilbaarheid van de Bijbel, het principe van “sola Scriptura”, het gezag van de Schrift, of het zelfgetuigenis daarvan’? Daar komt bij dat het boek Gereformeerde hermeneutiek vandaag een tweeluik vormt met Gereformeerde theologie vandaag. Wellicht zijn genoemde onderwerpen daarin uitgewerkt. Heeft Van den Brink dat nagekeken?
Ook is het gerecenseerde boek ‘een eerste samenvattende neerslag van deze recente jaren van bezinning’ over hermeneutiek. ‘Dit boek vormt geen volledig uitgekristalliseerde en afgeronde nieuwe gereformeerde hermeneutiek. Het is een stap in het voortgaande proces van bezinning, (…).’ Ik kan mij voorstellen dat de door Van den Brink genoemde onderwerpen niet aan de orde zijn geweest in die bezinning, omdat bezinning over bijvoorbeeld de onfeilbaarheid van de Bijbel niet aan de orde is (niet ‘ter discussie staat’).
- Van den Brink stelt dat de auteurs met het boek niet aansluiten bij de hermeneutische principes die in de gereformeerde tradities altijd normatief zijn geweest. Geeft het boek aanleiding voor deze stelling? Is hier zorgvuldig de inhoud van het boek en de bedoeling van de auteurs weergegeven? Ik kom er in een volgende blog nog op terug, maar ik geef hier alvast aan dat de door de auteurs gehanteerde bredere invulling van het begrip hermeneutiek de traditionele betekenis van het begrip insluit. Dus de nieuwere hermeneutiek = de traditionele hermeneutiek + meer (explicietere) aandacht voor de lezer/hoorder. De auteurs sluiten aan bij de hermeneutische principes die in de gereformeerde tradities altijd normatief zijn geweest en breiden deze uit met andere principes. Burger gaat in de briefwisseling hierop in, maar weet daarmee Van den Brink niet te overtuigen: ‘stellen is nog niet aantonen’, aldus Van den Brink.
In mijn volgende blog zal ik nog wat meer
zeggen over wat ik ervan vind. Van de recensie en de briefwisseling.
Reacties
Een reactie posten