De ontdekkingsreis van McGrath
Ik schreef al eerder over het boek Het raadsel van God – mijn ontdekkingsreis langs wetenschap, geloof & twijfel van Alister McGrath. Hij beschrijft in dit boek zijn reis van ‘stellig atheïst’ naar ‘overtuigd christen’. Na lezing van het boek vroeg ik mij af: wat zijn bij McGrath de grote ‘omslagpunten’ die leidde tot zijn verandering van een atheïst in een christen?
Onzekerheid - twijfel
Als McGrath terugblikt op zijn ‘tienerliefde voor de
wetenschap’, dan schrijft hij: “ik kon niet tegen onzekerheid”. “Ik had een
ongezonde aversie tegen het onbekende en een ziekelijk verlangen naar zekerheid
en in beton gegoten denkbeelden.” “Twijfel was in mijn ogen een fundamentele,
kwellende, epistemologische ondeugd, die dankzij een rationeel en
wetenschappelijk wereldbeeld niet meer nodig was.”
Zijn ontdekkingsreis bracht hem hier: “Twijfel en onzekerheid zijn gedoemd om in nagenoeg al onze meer of minder vluchtige interactie met het universum aanwezig te zijn. Dit accepteren van onzekerheid als kenmerk van onze menselijke situatie is misschien wel een van de duidelijkste verschillen tussen mijn oudere en mijn jongere ik.” En: “(…) het besef dat veel vragen onbeantwoord en veel kwesties onopgelost blijven. Dit is misschien wel de moeilijkste les die ik heb moeten leren.”
Autonomie
C.S. Lewis hield McGrath dit inzicht voor: “Volgens Lewis
moest het atheïsme worden beschouwd als ‘een meesterlijke vervulling van een
van onze sterkst onderdrukte wensen’: het verlangen naar volkomen autonomie en
de vrijheid om alleen te streven naar dingen die ons goed uitkomen.” Dit
inzicht stelde McGrath voor vragen als: “Had ik me, exact zoals Lewis
suggereerde, door mijn wensen naar het atheïsme laten duwen en was ik
vervolgens met argumenten op de proppen gekomen om die wensen te
rationaliseren?”
“Achteraf zie ik scherp wat me in die vervlogen dagen luid en duidelijk ontging: Ik wilde niet dat er een God zou zijn. Ik wilde zelf de regie over mijn leven en zag enige transcendente autoriteit als een bedreiging van mijn autonomie.” Deze wil, deze wens leidde tot het geloof dat er geen God bestaat. McGrath kwam tot het inzicht dat: “Mensen komen op intuïtieve of emotionele gronden tot conclusies en trekken later van alles uit de kast om die opvatting te staven.”
Geloof en wetenschap
McGrath schrijft” “de ‘officiële doctrine’ – (…) – hield
in dat religie en wetenschap onverenigbaar, ja, zelfs in oorlog met elkaar
waren”. Ook was hij wetenschapper van beroep en wetenschap was zijn grote
liefde. Wat nu? De belangrijkste reden voor McGrath om deze doctrine aan zijn
laars te lappen was, ‘het empirische
feit’ dat ‘veel intelligente Oxford-wetenschappers’ er religieuze overtuigingen
op nahielden. Eén van die wetenschappers had hem voorgehouden “dat wetenschap
en christelijk geloof als onderscheiden maar complementaire invalshoeken voor
een en dezelfde complexe werkelijke gezien moesten worden”.
Ook ontdekte McGrath “dat het idee van een ‘eeuwige strijd’ tussen wetenschap en religieus geloof een recente uitvinding is’. “Het grootste deel van de populaire fabels over de ‘oorlog’ tussen wetenschap en religie is in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstaan en is inmiddels opgehelderd door historici, (…).”
McGrath kwam tot het standpunt “dat het christendom en de natuurwetenschappen in een constructieve, zij het kritische, dialoog met elkaar kunnen en moeten zijn – een dialoog die kritisch is in zijn aard, maar tot opbouwende uitkomsten kan leiden”. Religie en wetenschap zijn dus wel verenigbaar en hebben een eigen invalshoek, perspectief op de werkelijkheid. Over de verhouding tussen geloof en wetenschap schrijft McGrath nog een ander aandachtspunt, maar daar kom ik in een volgende blog op terug.
Existentiële en psychologische behoeften
Als natuurkundestudent was McGrath er van overtuigd dat
‘geloof in God een psychologische stut was’. Geloof als ‘wensvervulling’
(Freud): “De wens naar het soort vertroosting dat God zou kunnen geven,
creëerde het valse (zij het begrijpelijke) geloof dat er een God was.” McGrath
schrijft dat later “duidelijk werd hoeveel van zijn (AG: Freud) cruciale
‘wetenschappelijke’ denkbeelden op gering en omstreden bewijs berustten, wat
tot onfalsifieerbare conclusies leidde”. Freud viel in de loop der tijd van
zijn wetenschappelijk voetstuk.
“Wensen komen vaak voort in reactie op iets wat we nodig hebben voor onze overleving of ons welzijn.” “Wat we wensen zou zomaar veel kunnen zeggen over wie wij zijn.” McGrath ontdekte een christelijke denkwijze dat mensen ‘beelddragers zijn van God’, en om die reden verlangen naar God. “Deze denkwijze geeft aan dat we een ingeschapen verlangen naar God hebben.” “Augustinus beschouwt verlangen in deze betekenis dus niet als misleiding (AG: wensvervulling?), maar als een hint naar onze ware identiteit en een aanwijzing voor de manier waarop we het ultieme verlangen van ons hart ten diepste kunnen bevredigen.”
Reacties
Een reactie posten