Vergeven (2)
Als vervolg op mijn vorige blog geef ik hier een samenvatting van deel 2 van het boek Vergeven van Tim Keller.
‘De hoofdstukken 5 tot en met 7 vormen deel 2 van het boek: Vergeving begrijpen. Naar aanleiding van het Oude Testament stelt Keller in hoofdstuk 5 de vraag: “Hoe is vergeving, tegen de achtergrond van wat we over Gods heiligheid en rechtvaardigheid weten, überhaupt mogelijk?” Er is hier sprake van een paradox. “God is beide: Hij is zowel een God van liefde als een God van toorn, en het kruis is de plek waar we zien hoe deze twee niet met elkaar op een gespannen voet staan maar juist samenwerken om de wereld te redden.”
Wij vinden het moeilijk om toorn en liefde hand in hand te laten gaan. Onze boosheid is echter een andere dan Gods boosheid. Bij onze boosheid gaat het vaak over ons gekwetst zijn. Over ons imago, onze ego e.d. De wet van God “is een opdracht om op de juiste manier, in de juiste mate volmaakt lief te hebben”. “Als je je daar niet aan houdt, gaan de schepping, andere mensen en je eigen hart kapot – allemaal dingen die God gemaakt heeft en liefheeft. Dus Gods toorn over ongehoorzaamheid aan zijn wet is zowel een oproep om lief te hebben als een uitdrukkingsvorm van zijn liefde.”
“Boosheid is niet het tegenovergestelde van liefde. Dat is haat – en de ultieme vorm van haat is onverschilligheid. Dus zelfs in ons, (…), staan liefde en boosheid niet haaks op elkaar maar kunnen ze hand in hand gaan.” Maar toch staan ze in ons leven veelal op gespannen voet. We hebben de neiging om ons aangetrokken te voelen tot een conservatief geloof (een strenge God) of tot een meer ‘liberaal’ geloof (een ruimhartige God). Hoe ontkomen we aan beide “vertekeningen”?
Keller wijst naar het kruis op Golgotha. Aan dit kruis werd “op een sublieme manier zichtbaar wie Hij werkelijk is”: een God van zowel liefde als toorn. Zowel de liefde als de wet hebben daar gezegevierd. Liefde is de vervulling van de wet. “De wet die zich tegen de zondaar keerde, is aan de kant van de zondaar komen staan.” “’Inzien hoe de wet door Christus is vervuld (…) verandert een slaaf in een kind en plicht in keuze.’” “Zonder dit leerstuk is de verticale, goddelijke dimensie verwrongen (…).”
In hoofdstuk 6 staat Keller nog wat langer stil bij het thema gerechtigheid en liefde. In de schaamte-en-eerculturen in de oudheid waren gerechtigheid en liefde niet belangrijk. De Bijbel gaf daarentegen richtlijnen die deze cultuur aantastten (o.a. Spreuken 20:3 – 29:23). Revolutionaire principes die ingingen tegen de heidense samenleving. God gaf “uitzonderlijke morele voorschriften”. Zo zette God in Leviticus 19:17-18 uiteen hoe de gemeenschap van gelovigen zich zou gedragen als iemand een ander onrecht aandeed. Daarbij dienen gerechtigheid en liefde hand in hand te gaan.
Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat over wat Gods gerechtigheid en liefde betekent bij daden van (seksueel) misbruik. Keller beschrijft hier een aantal richtlijnen die gebaseerd zijn op het leerstuk van plaatsvervangende verzoening (dat is “dat Jezus aan het kruis de straf voor de zonden op zich nam zodat wij vergeving konden ontvangen”).
- “Allereerst ‘wordt aan het kruis het besef van onrecht en het verlangen naar gerechtigheid van het slachtoffer erkend – onrecht en onrechtvaardigheid zijn echt, en God haat beide.’”
- “In de tweede plaats laat het kruis zien dat God zich zowel inzet voor recht als voor vergeving; (…).”
- “In de derde plaats ‘keert het voorbeeld van God aan het kruis de machtsverhoudingen om die een rol spelen bij onderdrukking en misbruik.’”
- “Ten slotte, de enige mogelijkheid om relaties te herstellen is dat recht en vergeving gelijktijdig nagestreefd worden, met gebruikmaking van het model van het kruis.”
Voordat we vergeving in de praktijk gaan brengen, brengt Keller ons in hoofdstuk 7 eerst de grondbeginselen onder de aandacht. Hij neemt daarvoor als startpunt “de twee sets richtlijnen die Jezus aan zijn discipelen geeft over hoe je moet reageren als je iets wordt aangedaan”. De ene komt uit Marcus 11:25 en de ander uit Lucas 17:3b-4. Marcus 11: “als je je realiseert dat je iemand niet vergeven hebt, doe het dan meteen”. Lucas 17: “Jezus zegt dat als iemand tegen jou zondigt, je hem ernstig toe moet spreken, (…). Maar als hij berouw heeft, dan is het je tweede verantwoordelijkheid om hem te vergeven.” Deze twee richtlijnen lijken tegenstrijdig te zijn. Bij de ene wordt berouw niet als voorwaarde gesteld en bij de ander wel. Hoe kan dat?
Het woord vergeving heeft in beide Bijbelgedeelten een iets andere betekenis. Het “zijn geen twee soorten vergeving maar twee aspecten of fases ervan”. ‘Vergeef hem dan’ uit Marcus 11 betekent “dat je vanbinnen bereid bent om jezelf niet te wreken”. Het is “een soort vergeving die niet verder gaat dan je innerlijk”; “’innerlijke vergevingsgezindheid’” “In Lucas 17 betekent ‘vergeef hun’ dat je je met hen verzoent.” Deze vergeving richt zich naar buiten “om mogelijk tot herstel van relatie te komen”; “’verzoenende vergeving’”.
Deze richtlijnen leren ons twee belangrijke lessen.
- “De innerlijke vergevingsgezindheid verlangt en streeft naar verzoening, zelfs als de dader dat niet doet.”
- “Christelijke vergeving gaat nooit ten koste van het streven naar gerechtigheid, maar is daar juist een stimulans voor.” Innerlijke vergeving leidt tot “de omslag van antipathie naar sympathie”.
“Als je de twee helften van wat Jezus deed en onderwees op het vlak van vergeving combineert, dan krijg je een samenhangende waarheid.”
In
het slot van dit hoofdstuk werkt Keller uit wat de gevolgen van deze twee
richtlijnen zijn voor het liefhebben van je vijanden aan de hand van Mat. 5
vanaf vs. 38. Jezus zegt daarin niet tegen ons “dat we het kwaad zijn gang
moeten laten gaan”. “Maar we moeten het kwade overwinnen door het goede (…),
zonder simpelweg korte metten te maken met wie kwaad doet.”
Reacties
Een reactie posten