Vergeven: deel 3 en epiloog

Als vervolg op mijn vorige blog geef ik hier een samenvatting van deel 3 van het boek Vergeven van Tim Keller. 

Deel 3 van het boek, Vergeving in de praktijk brengen, wordt gevormd door de hoofdstukken 8 tot en met 11. De ‘verticale’ vergeving vormt voor christenen een uitzonderlijk krachtige motivatie om andere vergeving te schenken, en laat zien hoe je dat doet. Omdat volgens Keller dit van groot belang is bij het schenken van vergeving aan anderen, diept hij dit uit in de hoofdstukken 8 en 9. 

In hoofdstuk 8 schrijft Keller o.a. over het begrijpen van schuld en schaamte. “We kunnen zeggen: ‘Ik geloof niet in zonde, ik geloof niet in schuld,’ en toch is er een stem in ons die ons een lafaard noemt, die ons een dwaas noemt, die ons beschaamd doet staan, die ons laat uitspreken dat we tekortschieten.” De seculiere cultuur geeft geen verklaring voor dit gevoel. De Bijbel wel. 

Als Adam en Eva zondigen in het paradijs, dan ervaren ze direct een gevoel van schuld en schaamte. Een gevoel van naaktheid. Ze bedekken zich met vijgenbladeren. Na die zondeval besteedt de mensheid heel hun leven ‘aan de zoektocht naar manieren om dat diepe, radicale besef van tekortschieten te verdoezelen’. Wij zijn wanhopig op zoek naar vijgenbladeren, omdat wij een onbewerkte, onbedekte staat niet aan kunnen. “Maar vijgenbladeren werken niet.” Keller noemt allerlei voorbeelden van ‘vijgenbladeren’: van verkeerd omgaan met grenzen, pleasen, voortdurend slachtofferrol innemen, roddelen tot perfectionisme. 

Volgens Keller geeft het christendom ons drie geestelijke middelen ‘die cruciaal zijn voor zowel het ontvangen van Gods vergeving als het schenken ervan een anderen’: (1) je moet nederig genoeg zijn om te vergeven, (2) genoeg vreugde ervaren om te vergeven en (3) laat tot je doordringen hoe hoog de prijs van Jezus’ reddende liefde was. 

In hoofdstuk 9 snijdt Keller het probleem van zelfvergeving aan. “Wat is onze reactie als iemand zegt: ‘Ik kan mezelf niet vergeven’?” En als iemand gebukt gaat onder schuld en schaamte? “Er zijn terechte en onterechte schuldgevoelens, en iemand ‘die zichzelf niet kan vergeven’ moet beginnen met vaststellen of er daadwerkelijk reden is om zich schuldig te voelen.” 

Daarvoor heb je een maatstaf nodig buiten onszelf om te toetsen of het een terechte of onterechte schuld is. Die maatstaf is Gods Woord. “In het universum zijn absolute morele normen verankerd, en jouw ziel, die geschapen is naar Gods evenbeeld, voelt die aan (…).” Tijd heelt geen terechte schuld. Morele inspanningen vormen geen remedie voor onterechte schuldgevoelens. 

Terechte of echte schuld moet leiden tot berouw. Er is echte en onechte of namaakberouw. “(…) berouw begint waar schuld afschuiven, zelfmedelijden en zelfingenomen wanhoop ophouden. Het begint als schuldbelijdenis, de zonde nalaten en aanvaarding van gratis genade plaatsvinden.” 

“Als ons hart ons veroordeelt, is Jezus oneindig veel groter dan ons hart; en hoe groot Hij wel is, dringt des te meer tot ons door naarmate we het onderwijs van het Woord over God gratis genade en vergeving beter begrijpen.” Geen theoretisch, abstract begrijpen, maar een doorleeft begrijpen. We moeten Gods vergeving werkelijk en diepgaand verstaan en dan veranderen we voorgoed. 

In hoofdstuk 10 wordt de vraag gesteld: “Hoe schenken wij vergeving aan  hen die ons onrecht hebben aangedaan?” In hoofdstuk 1 werd het antwoord daarop al gegeven: aan de horizontale vergeving (dimensie) gaat de interne vergeving vooraf. Die interne vergeving of vergevingsgezinde houding schiet er zomaar bij in zelfs zonder dat je er erg in hebt. Hoofdstuk 10 werkt daarom die interne vergeving verder uit. 

“In je hart iemand vergeven houdt in: (1) je identificeren met de dader, (2) de schuld innerlijk afbetalen en daarna (3)het beste voorhebben met de dader.” (1) Identificeren met de dader betekent, dat “je moet beseffen dat je een medezondaar bent en dat zij medemensen zijn”. Jullie zijn aan elkaar gelijk. (2) De schuld innerlijk afbetalen houdt in “dat je innerlijk zelf de schuld van de dader betaalt in plaats van de dader te laten betalen”. De vergever scheldt de schuld van de dader kwijt. “Vergeving is altijd een vorm van vrijwillig lijden omwille van iets groters, iets beters.” 

Het kan heel verhelderend zijn om niet alleen te schrijven wat vergeving is, maar ook wat vergeving niet is. Keller daarbij deze voorbeelden:

  • Verontschuldigen (door slachtoffer): dat is geen vergeving, maar het vaststellen dat er sowieso geen sprake is van echte schuld.
  • Ontkennen of wegwuiven: voor vergeving is het noodzakelijk een inschatting te maken van de volledige omvang van de schuld en de kosten.
  • Enkel en alleen afzien van actief wraak nemen: “je weigert om innerlijk de kosten te dragen en in plaats daarvan wacht je erop dat er erge dingen met de dader gebeuren tot voor jouw gevoel de prijs betaald is”.
  • Voorlopig afzien van een oordeel: de dader is dan nog niet van je af. Je geeft hem voorwaardelijke vrijheid.
  • Schermen met neerbuigende barmhartigheid: “Dat is een vorm van betaald zetten.”
  • Afzien van gerechtigheid: “Naar gerechtigheid streven gebeurt omwille van God, omwille van mogelijke slachtoffers en zelfs omwille van de dader.”
  • Meteen weer vertrouwen: “Vertrouwen dient hersteld te worden, maar de snelheid waarmee dat gebeurt, hangt af van de reactie van de overtreder op de correctie.” 

(3) “Als je je zowel met de dader hebt geïdentificeerd als begonnen bent aan het proces van zijn schuld innerlijk afbetalen, zul je de vrijheid krijgen om het beste met hem voor te hebben. Een geheim waarmee je het kwaad kunt overwinnen, is dat je het ziet als iets wat losstaat van de dader. Onze werkelijke vijand is het kwaad in die persoon, (…)” 

“Het geloof reikt je zowel handelingen als middelen aan om te vergeven. Vergeving is in het christendom een set handelingen – waaronder de beoefening van het gebed (…) en van gemeenschap (…). Het is niet eerst en vooral een emotie.” “Vergeving beoefen je voordat het een gevoel is.” “Voor vergeving zijn twee innerlijke middelen nodig, die de ervaring van goddelijke vergeving ons aanreikt:

  • ‘innerlijke armoede’ of (geestelijke) nederigheid over je zonde;
  • ‘innerlijke rijkdom’ of de verzekering van Gods liefde.
        “Maar je moet in emotioneel en geestelijk opzicht rijk genoeg zijn om dit verlies te dragen.”

“Deze handelingen en middelen zijn enorm sterk. Gewoonlijk werken ze langzaam, (…). Maar God kan ook heel snel werken.” 

Keller schrijft: “Dit hoofdstuk zou je moeten lezen als antwoord op hen die klagen: ‘Dit hele concept van vergeving is te hoog gegrepen voor mij. Het is onmogelijk. Wij hebben niet genoeg geloof.’” Hij eindigt het hoofdstuk zo: “Laat tot je doordringen wat Jezus Christus gedaan heeft, plaats jouw kleine verhaal over wat mensen jou aangedaan hebben, in het grote verhaal van wat Hij voor jou gedaan heeft; dan beschik je over alle kracht die je nodig hebt om vergeving te schenken.” 

In hoofdstuk 11 komt de derde of horizontale dimensie van vergeving aan de orde: ons aanbod van verzoening. Keller kijkt naar Jezus en naar Paulus om zo te komen tot een beschrijving over “hoe we daadwerkelijk vergeven en een verbroken relatie herstellen”. 

Jezus: nadat Keller zowel Mattheüs 5 als 18 heeft besproken, komt hij tot de volgende samenvatting:

  1. “Als een relatie stukgegaan is, ben jij altijd degene die de eerste stap moet zetten naar herstel van de relatie.”
  2. “(…) gewoonlijk zijn er in het geval van een verbroken relatie bepaalde dingen die beide partijen kunnen opbiechten en die beide partijen kunnen vergeven.” “Vrijwel altijd kan verzoening het beste plaatsvinden door zowel berouw te tonen als te vergeven (…).” 

Paulus: naar aanleiding van Romeinen 12 : 14-21 komt Keller tot deze richtlijn: “’Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede’ (vers 21).” Daarna beschrijft hij vijf manieren waarop je het kwade door het goede kunt overwinnen:

  1. “Bid voor hen. ‘Zegen  uw vervolgens.’”
  2. “Vergeef hun.”
  3. “Ga jen niet uit de weg.”
  4. “Geef hun wat ze nodig hebben, voor zover ze het dat toestaan.”
  5. “Doe het nederig.” 

“Deze metafoor over Gods wraak wijst echter ook op nog iets anders.” Hoe kan je over de kracht en de liefde beschikken om op de hiervoor beschreven manier te vergeven en een leven te lijden gebaseerd op vergeving? “Kijk naar Jezus (…).” “Daardoor kun jij veranderen. En daardoor ga jij veranderen.” In de Epiloog komt Keller er nog op terug: “Voor die verandering is iets bovennatuurlijks nodig, iets wat niet van deze wereld is.” 

Het boek bevat ook nog vier appendices:

  • Appendix A – Uitgangspunten voor vergeving
  • Appendix B – Bijbelteksten over Gods vergeving
  • Appendix C – Vergeving in praktijk brengen
  • Appendix D – Verzoeking in praktijk brengen

Reacties

Veel gelezen berichten

Vergeving is goed, maar verzoening is beter

Bevrijd van jezelf

De GKv moet verder met één predikant minder