Verslaafd aan ons eigen gelijk
Lammert Kamphuis schreef het boek Verslaafd aan ons eigen gelijk – pleidooi voor perspectivistische lenigheid.
In het begin van het boek (hoofdstuk 2) haalt hij onderzoek aan waaruit blijkt dat in onze maatschappij er “inhoudelijk over de hele linie geen sprake is van polarisatie”, maar affectief of gevoelsmatig gezien wel. En als we gevoelsmatig verder bij elkaar vandaan raken, is er ook al sprake van polarisatie. “We lijden aan een ernstige vorm van ‘allodoxafobie’: de angst voor mensen met andere opvattingen.”
Kamphuis stelt in hoofdstuk 3 de vraag: “Waar komt dit nieuwe dogmatisme vandaan? “ “Onzekerheid en verlies van controle doen een mens snakken naar vastigheid. Krampachtig vasthouden aan je eigen gelijk is een copingmechanisme in vloeibare tijden.” We kunnen kennelijk niet zonder vastigheid. Het vasthouden aan ons eigen gelijk gaat ons verrassend makkelijk af. “Hoe komt dat eigenlijk?”
Het antwoord op die vraag geeft de schrijver in hoofdstuk 4. Volgens hem is de menselijke geest vaak lui en kiest deze “voor de makkelijkste weg, die van het eigen gelijk, maar dat is niet altijd de beste. En zeker niet de lenigste.” “Onze beweeglijkheid moeten we bewust trainen. Dit geldt net zo goed voor ons lichaam als voor onze geest.” Vervolgens beschrijft Kamphuis een aantal kenmerken van “het luie systeem in onze geest”. Dat doet hij door het beschrijven van confirmation bias, gemotiveerd redeneren, cognitieve-dissonantiereductie, self-serving bias, het Dunning-Kruger-effect en frequentie-illusie. Ook komt Kamphuis met diverse verklaringen waarom onze geest van nature lui is. “Maar deze luie modus beperkt ons ook.”
Filosofie voert hij vervolgens (hoofdstuk 5) op als aanmoediging om in beweging te blijven. “Al filosoferend neem je geen genoegen met één manier van kijken (AG: één perspectief), maar ben je nieuwsgierig en kun je niet wachten om steeds nieuwe gezichtspunten te ontdekken.” Vanuit de filosofie worden wij opgeroepen om bewust te zijn van onze onwetendheid. “Het besef van onwetendheid is geen zwaktebod, het is je kracht.” Kamphuis neemt ons mee langs “enkele modellen van filosofen waarin uitgelegd wordt hoe bescheidenheid bijdraagt aan het ontwikkelen van betere ideeën.” “Er is een ruimte tussen jouw kennis over de werkelijkheid en de werkelijkheid zelf.”
In hoofdstuk 6 zijn concrete oefeningen opgenomen om je geest leniger te maken. Om je geest perspectivistisch leniger te maken. “Perspectivistische lenigheid is de vaardigheid die ons in staat stelt ons te verplaatsen in andere perspectieven dan de onze.” Om perspectivistische starheid te voorkomen volgt daarna een intermezzo met daarin “vijf redenen tegen perspectivistische lenigheid”.
Hoofdstuk 7: dit boek is volgens de schrijver “geen pleidooi voor nihilisme of een aanmoediging om al je principes overboord te gooien”. Perspectivistische lenigheid vormt het perfecte midden tussen hyperflexibiliteit (AG: “meewaaien met alle winden”) en stramheid. Kamphuis geeft in dit hoofdstuk “een aantal tips om perspectivistisch lenig te discussiëren”.
De titel van het boek, verslaafd aan ons eigen gelijk, leidt
bij ons meestal niet tot de uitroep: “Dit is een perfect boek voor mij!”. Die
titel die slaat op mij! Het is een boek bedoelt voor anderen, maar niet voor
mij. Ook de schrijver moet in het laatste hoofdstuk 8 concluderen: “Als het
schrijven van dit boek me iets duidelijk heeft gemaakt dan is het wel dat ik
zelf veel meer vastzit in mijn perspectief dan ik vooraf besefte.” Hij daagt
ons uit om mensen op te zoeken en te ontmoeten “van buiten je bubbel”. Om uit
te stijgen boven “het aangeleerde wij-zij-denken”.
Reacties
Een reactie posten