De ene ‘overdoper’ is de andere niet (2)
Ik wil graag nog wat verder doordenken en schrijven over wat ik genoemd heb ‘de ene overdoper is de andere niet’. Misschien sprak ik in m’n eerste blog over dit onderwerp ook wel te veel in raadselen. Met de titel heb ik geprobeerd aan te geven, dat de ene overdoper niet gelijk behoeft te zijn aan de andere. Laten we eerst eens wat verschillende dopen op een rijtje zetten:
1. kinderdoop;
2. geloofsdoop (in plaats van kinderdoop);
3. eerst kinderdoop + later geloofsdoop (met diskwalificatie van kinderdoop);
4. eerst kinderdoop + later doop (waarde kinderdoop niet ter discussie).
De situatie bij 3 is een andere dan bij 4. Bij situatie 3 zet iemand een streep door z’n kinderdoop en wil de betrokkene deze via een geloofsdoop als het ware overdoen. Bij situatie 4 blijft de betrokkene staan achter de kinderdoop en wil met de tweede doop een (hernieuwde) keuze maken voor de Heer. Ondanks dat beide situaties m.i. heel verschillend zijn worden deze broers en zussen veelal op één hoop geveegd en allemaal ‘overdopers’ genoemd. Bij situatie 3 zal het gesprek uitkomen op de verschillen tussen kinderdoop en geloofsdoop. Bij situatie 4 staat de kinderdoop niet ter discussie en is dus ook geen onderwerp van gesprek. Daar kan het gesprek alleen gaan over de tweede doop.
Situatie 4 is de context van hoofdstuk 21 uit het boekje van Adrian Verbree ‘Over dopen’. Verbree schets een fictief verhaal waarin sprake is van zo’n tweede doop. Hij schrijft: “Maar … nu het kiezen voor Christus zo nadrukkelijk hun leven is gaan bepalen, willen ze die keus ook graag zelf onderstrepen door nogmaals de doop te ontvangen.” Verbree zegt daarvan: “Het is iets fijns wanneer mensen, wanneer dan ook in hun leven, (weer) een bewuste keuze voor Christus willen maken.” Dus met het motief van de tweede doop kan Verbree instemmen. Ook geeft de uitwerking in hoofdstuk 21 aan, dat Verbree anders met situatie 3 omgaat dan met situatie 4. Hij maakt nadrukkelijk een onderscheid tussen 3 en 4 en veegt dus niet heel deze groep bij elkaar en plak daar het etiket 'overdoper' op.
Er blijven m.i. dan nog twee zaken over waar over doorgesproken moet worden: de vorm van deze tweede doop en de locatie (eigen gemeente of niet). Wat de vorm betreft geeft Verbree (en anderen) aan geen voorstander te zijn van het toepassen van hetzelfde teken als bij de kinderdoop. Daar heeft hij m.i. goede argumenten voor. Het noemt de mogelijkheid een alternatief symbool te ontwikkelen. Een betekenis van de kinderdoop is, dat je opgenomen bent als (geadopteerd) kind in Gods huisgezin. Dat huisgezin kent gezinsleden van over de hele wereld en vanuit allerlei kerken, maar wordt vooral geconcretiseerd, werkelijkheid in je eigen gemeente. Het ligt dan ook zeker voor de hand om je bewuste keuze voor Christus, de bevestiging van je plaats in Gods huisgezin tot uitdrukking te brengen in je eigen gemeente (locatie). Dat betekent wel, dat die eigen gemeente zo’n ritueel, zo’n tweede doop (zonder de vorm van de doop) moet willen toestaan.
1. kinderdoop;
2. geloofsdoop (in plaats van kinderdoop);
3. eerst kinderdoop + later geloofsdoop (met diskwalificatie van kinderdoop);
4. eerst kinderdoop + later doop (waarde kinderdoop niet ter discussie).
De situatie bij 3 is een andere dan bij 4. Bij situatie 3 zet iemand een streep door z’n kinderdoop en wil de betrokkene deze via een geloofsdoop als het ware overdoen. Bij situatie 4 blijft de betrokkene staan achter de kinderdoop en wil met de tweede doop een (hernieuwde) keuze maken voor de Heer. Ondanks dat beide situaties m.i. heel verschillend zijn worden deze broers en zussen veelal op één hoop geveegd en allemaal ‘overdopers’ genoemd. Bij situatie 3 zal het gesprek uitkomen op de verschillen tussen kinderdoop en geloofsdoop. Bij situatie 4 staat de kinderdoop niet ter discussie en is dus ook geen onderwerp van gesprek. Daar kan het gesprek alleen gaan over de tweede doop.
Situatie 4 is de context van hoofdstuk 21 uit het boekje van Adrian Verbree ‘Over dopen’. Verbree schets een fictief verhaal waarin sprake is van zo’n tweede doop. Hij schrijft: “Maar … nu het kiezen voor Christus zo nadrukkelijk hun leven is gaan bepalen, willen ze die keus ook graag zelf onderstrepen door nogmaals de doop te ontvangen.” Verbree zegt daarvan: “Het is iets fijns wanneer mensen, wanneer dan ook in hun leven, (weer) een bewuste keuze voor Christus willen maken.” Dus met het motief van de tweede doop kan Verbree instemmen. Ook geeft de uitwerking in hoofdstuk 21 aan, dat Verbree anders met situatie 3 omgaat dan met situatie 4. Hij maakt nadrukkelijk een onderscheid tussen 3 en 4 en veegt dus niet heel deze groep bij elkaar en plak daar het etiket 'overdoper' op.
Er blijven m.i. dan nog twee zaken over waar over doorgesproken moet worden: de vorm van deze tweede doop en de locatie (eigen gemeente of niet). Wat de vorm betreft geeft Verbree (en anderen) aan geen voorstander te zijn van het toepassen van hetzelfde teken als bij de kinderdoop. Daar heeft hij m.i. goede argumenten voor. Het noemt de mogelijkheid een alternatief symbool te ontwikkelen. Een betekenis van de kinderdoop is, dat je opgenomen bent als (geadopteerd) kind in Gods huisgezin. Dat huisgezin kent gezinsleden van over de hele wereld en vanuit allerlei kerken, maar wordt vooral geconcretiseerd, werkelijkheid in je eigen gemeente. Het ligt dan ook zeker voor de hand om je bewuste keuze voor Christus, de bevestiging van je plaats in Gods huisgezin tot uitdrukking te brengen in je eigen gemeente (locatie). Dat betekent wel, dat die eigen gemeente zo’n ritueel, zo’n tweede doop (zonder de vorm van de doop) moet willen toestaan.
beste Arjan,
BeantwoordenVerwijderenzo nu en dan lees ik je blog.
Met genoegen.
Je bent veel met dezelfde dingen bezig als ik.
Fijn dat je je gedachten deelt.
Welk alternatief ritueel had jezelf voor ogen?
Bedoel je dan iets anders dan de onderdompeling zoals in evangelische gemeentes gebeurd?
Erik H
Beste Erik,
BeantwoordenVerwijderenGraafland noemt in zijn boek 'Volwassendoop, kinderdoop, herdoop, een bijbelse verkenning (1979)' het volgende voorbeeld.
"Met name in de Schotse kerkgeschiedenis treffen wij het aan, dat wanneer een gelovige tot een vernieuwde keus kwam voor God, hij dit vastlegde, zwart op wit, in een document, waarin hij zich opnieuw aan de Here en zijn dienst verbond."
Arjan G.